Scrollen
Het vertrek naar Amsterdam
Op 7 maart 1872 wordt in Amersfoort Pieter (Piet) Cornelis Mondriaan geboren. Vader Mondriaan is onderwijzer op een basisschool, moeder zorgt voor de vijf kinderen. In 1880 verhuist het gezin naar Winterswijk, waar elke zomer oom Frits, landschapsschilder in Den Haag, op bezoek komt. Mondriaan wil ook schilder worden, maar moet van zijn vader eerst een diploma halen om tekenleraar te worden. Als dat is gelukt, vertrekt hij naar Amsterdam voor een opleiding tot kunstenaar aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten.
In november 1892 betrekt Piet Mondriaan een kamertje boven een uitgeverij aan de Kalverstraat 154. Omdat hij zijn opleiding niet zelf kan bekostigen, trekt hij de stoute schoenen aan en stuurt een brief aan het Koninklijk Huis. Met succes, hij krijgt een studiebeurs van koningin Emma. Op de Academie leert hij kunstwerken van oude meesters te kopiëren en modeltekenen. Hij bestudeert kunsttheorie en maakt stillevens. In 1895 studeert hij af.
Mondriaan verhuist dan naar de Ruysdaelkade en geeft teken- en schilderlessen, illustreert wetenschappelijke boeken en maakt werk in opdracht. Zo verdient hij zijn geld, zodat hij zelf kan experimenteren met zijn landschappen, die hij op losse wijze schildert. Eerst in groen-, bruin- en pasteltinten, maar al snel in heldere kleuren. De doeken vinden een serieus koperspubliek. In de tussentijd verhuist hij nog een paar keer: zo woont hij onder andere in de Watergraafsmeer (toen nog een zelfstandige gemeente) en in de Albert Cuypstraat (nummer 158).
Na een korte time-out van het stadsleven in het Brabantse dorp Uden, keert hij in 1905 terug naar de Amsterdamse kunstwereld. Die wordt in 1907 goed wakker geschud als Jan Sluijters terugkomt uit Parijs en in een heel uitbundige en kleurrijke schilderstijl werkt. Mondriaan zal er zijn eigen draai aan geven in bijvoorbeeld Avond; De Rode Boom (1908-1910).
De kunstenaars die deze nieuwe richting in de kunst opgaan, beginnen een vereniging: de Moderne Kunstkring. Een groot deel van het koperspubliek haakt af, Mondriaans Molen; Molen bij Zonlicht (1908) wordt verguisd en oom Frits wil niets meer met hem te maken hebben. Het weerhoudt hem er niet van om te blijven vernieuwen. De enige weg is vooruit!
In 1911 maakt hij De Grijze Boom: de felle kleuren maken plaats voor grijs, zwart en wit, en de focus komt te liggen op lijnenspel, en op het ritme dat die lijnen creëren. Het nieuwe werk wordt in Amsterdam niet begrepen en in 1911 besluit Mondriaan – hij is dan negenendertig – dat hij moet verhuizen naar de hoofdstad van de moderne kunst: Parijs. Amsterdam is maar ‘gezapig’, Parijs – daar gebeurt het echt!