Scrollen
Molen bij zonlicht
Als Piet Mondriaan Molen; Molen bij Zonlicht (1908) maakt is hij zesendertig en heeft hij een aardige reputatie als landschapsschilder. Maar hij wil niet te veel schilderen wat in de mode is, zoals de realistische landschappen van de Haagse School en de dromerige beeldtaal van het symbolisme. Hij wil iets nieuws.
Deze beroemde kunstwerken – die nog altijd modern ogen – zijn het resultaat van een lange zoektocht, langs onder andere de kleuren van Van Gogh, de impressionistische landschappen van Claude Monet en het zwart, wit en grijs van Picasso. Tijdens zijn hele leven voelt Mondriaan continu een grote drang om te vernieuwen. Hij wil nooit stilstaan, de enige weg is vooruit.
Begin twintigste eeuw zijn veel kunstenaars in de ban van het werk van Vincent van Gogh om zijn felle kleurgebruik en losse manier van schilderen. Ook Mondriaan is onder de indruk. Er gloort een nieuwe tijd en daarbij past geen kunst van bruinen, grijzen en groenen, maar iets wat sprankelt en straalt. Mondriaan wil met zijn kleurgebruik geen persoonlijke emoties of gevoelens uiten, hij wil de sfeer of de kijkervaring van een specifiek moment zien te vatten.
In Molen; Molen bij Zonlicht schildert Mondriaan het kijken tegen het felle zonlicht in. Hoewel hij een bestaande molen als uitgangspunt heeft genomen, de Winkelse Molen bij Abcoude, zijn details niet meer zichtbaar. De schakeringen van het geel in de lucht verbeelden de stralende zindering bij tegenlicht. Het oog ziet contouren en grove vormen. De schaduw van de molen kleurt Mondriaan in verschillende tinten rood en blauw.
Mondriaan exposeert het werk in 1909 in het Stedelijk Museum in Amsterdam. De recensenten zijn verre van enthousiast. ‘Van […] een rood-blauw-gele molen begrijp ik niets.’ ‘Een met bloed bedropen molen […] tegen een geele lucht met gaten als een Zwitsersche kaas.’ De bekende psychiater en schrijver Frederik van Eeden bestempelt Mondriaans kunst als uiting van decadentie en een psychisch ziektebeeld. Slechts één criticus is positief. Israël Querido schrijft: ‘Daar hangt weer een doek voor U, waarop een molen in zon. Zoo iets moordends van kleur hebt ge nog nooit gezien. – Het is een gekook van vlammen. […] Alweer wou Mondriaan schilderen, niet den molen als mooien molen, niet de kleur, de lucht, het licht, de boomen of atmosfeer, als mooie boomen, mooie luchtkleur, maar het sensatie-moment van de hoogste dag-gloeiing.